Fries Landbouwmuseum weekend lang vol met tractoren

Fries Landbouwmuseum weekend lang vol met tractoren

Publicatiedatum: 25 juni 2010
Friesland Holland Nieuwsdienst – www.friesnieuws.nl

‘Fryske Trekkerdagen’

Op zaterdag 10 en zondag 11 juli a.s. organiseert het Fries Landbouwmuseum in Earnewâld de ‘’Fryske Trekkerdagen’’.
Op zaterdag 10 en zondag 11 juli a.s. organiseert het Fries Landbouwmuseum in Earnewâld de ‘’Fryske Trekkerdagen’’.

EARNEWALD (NL) –  Op zaterdag 10 en zondag 11 juli a.s. organiseert  het Fries Landbouwmuseum in Earnewâld de ‘’Fryske Trekkerdagen’’. Twee dagen lang staat de trekker centraal in en rond het museum.  Oude trekkers, een expositie, trekkerfilms  en kinderactiviteiten staan onder meer op het programma. Verder mogen kinderen langskomen met hun trekkerverzamelingen. Beide dagen beginnen om elf uur en duren tot vijf uur. Het museum organiseert de dagen samen met de Oude Trekker en Motoren Vereniging (OTMV) en de AFRON.

Op het buitenterrein bij het museum worden zo’n 50 trekkers en werktuigen,  in vele soorten  en maten, verwacht. Verschillende OTMV- leden showen hun mooiste exemplaren, soms in originele staat en soms zo mooi gerestaureerd dat ze rechtstreeks uit de fabriek lijken te komen.  
Maar er is meer te beleven: Er draaien in het theater doorlopend films met tractoren in de hoofdrol. Met name in Duitsland en Engeland en de VS zijn er veel trekkerfabrikanten waarvan films bestaan. De rolprenten tonen  oude beelden van hun eerste types tot aan de laatste modellen.  Waarbij dat laatste soms alweer jaren geleden is,want veel trekkermerken bestaan al lang niet meer, of zijn opgegaan in andere merken.

Oude trekkerplaten

Ook liefhebbers van oude trekkerplaten kunnen hun hart ophalen. Een verzamelaar uit Holwerd heeft een mooie collectie oude trekkerplaten in het museum geëxposeerd. Het zijn grote afbeeldingen, op posterformaat,  die gebruikt werden als reclame-uiting of als instructieplaat in het onderwijs of garages  waarop de tractor met z’n al z’n ‘’ingewanden’’ te zien valt. Ook zijn er platen met uitgebreide tekeningen van onderdelen zoals een startmotor of brandstofpomp. Voor liefhebbers zijn deze platen zeer gewilde verzamelobjecten. Daarnaast maken ook een paar andere verzamelaars van miniaturen en folders hun opwachting.  Wie nog een kleine trekker wil kopen kan ook in het museum terecht want er is verkoop van trekkerminiaturen.

Zelf buttons maken
Zelf buttons maken

Voor kinderen zijn er allerlei activiteiten in de ‘’kinder-knutsel-tent’’. Naast het maken van trekkerpuzzels en kleurplaten, kunnen ze buttons maken en,  heel leuk,  een eigen trekker  in elkaar knutselen en daarna nog in de verf zetten ook.  Voor de peuters is er een parcours uitgezet met traptrekkers, waar ze een echt rijbewijs kunnen behalen.
Verder kunnen kinderen langskomen met hun eigen verzameling om te laten zien hoe en wat ze verzamelen.  
Het museum is natuurlijk de gehele dag geopend, en naast de vaste expositie kan ook de tentoonstelling over Woudboerderijtjes bekeken worden.

Tractoren

Tractoren kwamen op aan het eind van de negentiende eeuw. Ze werden toen door stoommachines aangedreven. In het begin van de twintigste eeuw werd overgeschakeld op verbrandingsmotoren; in Europa doorgaans op dieselmotoren en in Noord-Amerika ook veel op benzinemotoren, welke vaak ook geschikt waren om op kerosine te rijden
De exacte datum waarop de trekker in Friesland verschijnt is onbekend. Pas na oorlog verscheen het alternatief voor het paard vaker in de Friese weilanden. In 1920 waren er in ons land nog maar heel weinig landbouwtrekkers in gebruik. In 1940 waren het er ongeveer 3000. Bekend is dat er in 1940 in onze provincie zo’n 116 trekkers waren.
In 1950, mede dank zij de Marshall-hulp, waren er in ons land alweer enkele duizenden. De snelle groei in de jaren dertig kan deels worden toegeschreven aan de opkomst van de graanmaaier-zelfbinder, maar vooral aan de komst van bruikbare luchtbanden voor trekkers en landbouwwagens. Pas daarmee kon men zonder meer van het land de weg oprijden en was de trekker net zo algemeen bruikbaar als het paard.

Gouwe ouwe

De trekkertechniek heeft zich van 1920 tot 1950 stormachtig ontwikkeld. In 1920 waren er nog verschillende trekkers die eigenlijk niet veel meer waren dan een op een geklonken raam gemonteerde stationaire motor met een primitieve, soms open transmissie naar de ijzeren achterwielen. Dit heeft, door het succes van de toen al veel modernere Fordson trekker, niet lang meer geduurd. De anderen moesten, noodgedwongen, ook moderne trekkers ontwikkelen.
In de jaren dertig kwamen er trekkers met luchtbanden, maar bij het ploegen was het gewoon nog extra stalen wielen te monteren. Massey-Fergusson revolutioneerde de trekker met z’n driepuntshefinstallatie.
Het aanzien van de trekker veranderde totaal met de opkomst van de cabine, die de boer nu meer comfort biedt dan de gemiddelde huiskamer.
Begonnen de meeste boeren met tractoren van rond de 10 -15 pk (paardenkracht), nu is 100 – 150 heel normaal.  
De Tractor in het Friese Landbouwbedrijf
Wanneer de eerste trekker in Friesland op de landerijen verscheen is onbekend maar zeker is dat er in 1920 nabij Oudwoude een “ International” getest werd. Boer S. Veenstra uit dat dorp doet in een bijlage bij het Friesch Weekblad van zaterdag 15 mei 1920 verslag van zijn ervaringen.
Hij heeft z’n twijfels: ‘’In de laatste jaren is het gebruik van tractor of motor ploegmachines in Amerika sterk toegenomen. Ook in ons land beginnen ze zich in te burgeren. Voor zover ik er op ’t oogenblik over kan oordeelen, zullen in de eerstvolgende  jaren vele landbouwers of combinaties van landbouwers tot aanschaffing van een tractor overgaan. Maar dat we aan den vooravond staan van een groote ommekeer in ons bedrijf door het gebruik van de tractor, is twijfelachtig’’.

Vooruitstrevende boer

Oude trekker

Veenstra had  70 pondemaat (plm 34 hectare) bouwland te bemesten, te bewerken met een ploeg, cultivator en eg. Verder moest er gezaaid en gepoot worden met machines  door paarden getrokken. Hij had echter maar 5 werkpaarden tot z’n beschikking. Vandaar dat hij de Firma Boeke en Huidekoper en de Firma Hartelust vroeg om: ‘’gedurende eenige dagen een tractor op mijn bedrijf te laten werken’’.
De laatste firma was daartoe  direct bereid. De “ International” trekker van  8-16 P.K. kwam vanaf Leeuwarden rijdend via de  weg,  ‘’door eigen beweegkracht’’,  naar Oudwoude.  
Veenstra somt nadien een aantal ‘’voordeelen’’ op: ‘’Besparing van tijd; het  verrichten van het werk in korten tijd zodat men minder afhankelijk is van het weer  en het werk op het meest geschikte  tijdstip kan uit voeren’’.  Ook het minder afhankelijk zijn van dieren en ‘’menschenkracht’’ is een voordeel.   Hij kan per uur een halve hectare ploegen.
Maar de vooruitstrevende boer ziet ook nadelen. Bij nat weer óf natte grond graaft de tractor zich zelf in en kan hij de  ploeg niet trekken. Verder moet de motorploegmachine bediend worden door iemand die kennis heeft van  motoren en de machines en die zijn betrekkelijk duur. Bij smalle akker cultuur is de tractor moeilijk te gebruiken. Veenstra concludeert: ‘’Ook zijn onze stukken land te klein. Er zal meer gedraineerd en -sloten gedempt dienen te worden’’ Ook vindt hij dat : ‘’Men er na eenige oefening goed en vlug mee kan ploegen en dat de tractor met cultivator en eg tezamen mooi en vlug  werk kan leveren, zoodat men 4 paarden kan uit sparen’’

De gebruikte ‘’International 8-16 P.K’’ kost te met inbegrip van de driescharige ploeg en de automatische stuurinrichting  5.100,– gulden. De machine verbruikte  ongeveer 7 liter petroleum per uur.

Info Fries landbouwmuseum: www.frieslandbouwmuseum.nl